Dat is de eerste vraag die je stelt als de kinderen (of volwassenen) in de kring zitten. Maar welk verhaal komt er dan? Hoe kies je je verhaal uit? Hoe raak ik zelf als verteller klaar voor dit verhaal?
Hoe bereid ik me voor? Wat voor soort verhalen zijn er en voor wie is welk verhaal geschikt? In dit artikel neem ik je mee door mijn eigen manier van ‘klaarmaken en voorbereiden’.
Bij Godly Play worden er drie categorieën onderscheiden. Kernverhalen, verdiepingsverhalen en verrijkingsverhalen. Kernverhalen zijn bedoeld voor kinderen van alle leeftijden.
Het is zoals het woord het al zegt de kern van de verhalen. Als je begint start je het beste met een kernverhaal.
Als kinderen de kernverhalen een paar keer hebben gehoord, komen pas de verdiepings-, en
verrijkingsverhalen aan bod. Het is dus niet erg, zelfs wenselijk, om een verhaal een paar keer te
horen. Want elke keer hoor je iets anders in een verhaal en zelf voel je je misschien ook anders
waardoor je anders naar een verhaal luistert. De verhalen worden je, op deze manier, steeds meer
eigen en rijker aan betekenis.
Zijn kinderen ouder dan 6 jaar, dan kunnen naast de kernverhalen ook verdiepingsverhalen
aangeboden worden. Het zijn verhalen die de kernverhalen vanuit een andere hoek belichten.
Uitbreidingsverhalen bieden een nieuwe inhoud aan. Zijn kinderen eenmaal goed
vertrouwd met deze verhalen en in de leeftijd tussen 9 en 12 jaar, dan zijn ze klaar om samenhang
tussen de verschillende verhalen te verkennen met synthese verhalen.
Naast de bovengenoemde categorieën bestaan er ook verschillende soorten verhalen. De heilige
verhalen zijn verhalen die gaan over hoe God en mensen elkaar ontmoeten. Dit kunnen zowel
oudtestamentische verhalen zijn als nieuwtestamentische verhalen. De verhalen van de schepping,
de grote vloed en de uittocht zijn voorbeelden van oudtestamentische heilige verhalen. De
verandering van Paulus is een heilig verhaal uit het Nieuwe Testament.
De Gelijkenissen. Dit zijn fictieve verhalen die Jezus vertelde. Met een gelijkenis schudt Jezus zijn
hoorders wakker. ‘Word wakker en kijk eens opnieuw en anders’. Het zijn verhalen die schuren met
de status quo. Er zit spanning in de verhalen, ze ontregelen. Veel gelijkenissen gaan over het
koninkrijk van God. Bij Godly Play zitten deze verhalen in gouden dozen. Ze zijn kostbaar, zelfs
kostbaarder dan goud. In tegenstelling tot de heilige verhalen kun je de materialen niet neerzetten.
Ze liggen plat en je verplaatst ze ook zo. Onder deze platte figuren zit een andere betekenislaag
verborgen. Ze zijn plat om je te verleiden daar naar op zoek te gaan.
Dan heb je nog de liturgische verhalen. Deze verhalen horen bij een bepaalde tijd van het kerkelijk
jaar, de liturgie, bij symbolen en rituelen. Hierbij kun je denken aan advent, de veertigdagentijd of de
tijd tussen Pasen en Pinksteren. Een verhaal als de doop helpt ons bijvoorbeeld om beter te
begrijpen wat er in de kerk gebeurt.
Het curriculum van Godly Play heeft vaste verhalen voor elke tijd van het jaar. Verhalenboek 1 zijn de
verhalen voor de tijd van de zomer tot de advent. Verhalenboek 2 bevat de verhalen voor de tijd van
advent tot de veertigdagentijd en verhalenboek 3 die van de veertigdagentijd tot de zomer.
Verhalenboek 4 bevat de verhalen over het leven van Jezus in Galilea en Judea,
de verhalen van Pasen tot Pinksteren en liturgische synthese verhalen).
Voordat het nieuwe seizoen begint, na de zomer, plan ik de verhalen alvast in die ik dat jaar wil gaan vertellen. Daarbij kijk ik naar een goede doorgaande lijn en het aantal keer dat ik kan vertellen. Zelf ben ik helaas niet de luxe positie dat ik elke zondag Godly Play kan doen, dus ik moet een keuze maken uit de verhalen. Door van te voren te plannen zorg ik ervoor dat er een logische lijn in de verhalen zit die dit jaar aan bod komen en heb ik tijd om de vertelmaterialen tijdig te maken of te bestellen.
Meestal is het voor mij een selectie van bekende en nieuwe verhalen. Zo is er voor de kinderen de verrassing van iets nieuws en hebben zij de kans om een bekend verhaal dieper in te gaan. Het helpt mij ook omdat ik dan niet elke keer een nieuw verhaal hoef te leren.
Wat voor mij goed werkt is dat ik ruim van te voren begin met het doorlezen van het verhaal. Ik kauw er vast een beetje op. Wat vind ik zelf het mooiste, belangrijkste in het verhaal? Gaat het verhaal ook ergens over mij? Eigenlijk verwonder ik me voor een eerste keer
over het verhaal.
Ik merk dat dat helpt om het verhaal te onthouden. Dan spreek ik het verhaal in op mijn telefoon
en luister ernaar terwijl ik autorijd, schoonmaak, of afwas. Dan komt de tijd van het verhaal met het
materiaal doornemen. Door de handelingen en het materiaal wordt het voor mij makkelijker om het te
onthouden. Anderen starten juist met deze fase van vertelmateriaal en handelingen. Daarna
combineer ik taal en spel. Als ik niet meer weet waar ik gebleven ben, kijk ik naar het materiaal. Even
stilte is helemaal niet erg. (ook niet tijdens het vertellen). Dan ga ik ervanuit dat het verhaal in mijn
hoofd en handen zit.
Op de dag zelf, tijdens het klaarzetten van al het materiaal (ik heb geen vaste Godly Play ruimte)
controleer ik of al het materiaal er is wat ik nodig heb en of het op de goede manier klaarligt. Dan
kom ik tijdens het vertellen niet voor vervelende verrassingen te staan. Stel je bijvoorbeeld voor dat
de mosterd struik niet opgerold ligt in de gelijkenisdoos ….
Dan haal ik nog even een paar keer diep adem. Ik zoek ontspanning. En dan komen de kinderen. We
maken ons klaar voor het verhaal door te praten over wat ons bezighoudt en dikwijls spreken we
over een vraag die bij het verhaal past. Op deze manier ontstaat er een gemeenschap. Dan is het tijd
voor de vraag ‘ben je klaar voor een verhaal?’ Nu is het tijd om te genieten van het moois en het
weerbarstige in het verhaal, om ons samen te verwonderen over wat er allemaal gebeurt, ook voor
mij. De woorden en gebaren komen wel.